Op 1 maart werd in Provinciale Staten van Gelderland gesproken over de actualisatie van de Omgevingsvisie. Voor de VVD een mooi moment om bij monde van woordvoerder Bastiaan Meerburg te wijzen op de kern van deze visie: vertrouwen geven aan gemeenten voor wat betreft de ruimtelijke ordening en niet alles vanuit Arnhem willen dichtregelen. Belangrijk onderdeel van de Omgevingsvisie vormt het Plussenbeleid, waarmee aan uitbreidende agrariërs meer ruimte wordt gegeven in ruil voor extra aandacht voor dierwelzijn, milieu en landschappelijke inpassing.
Maar de allerbelangrijkste ontwikkeling van het Plussenbeleid, volgens Meerburg, is dat via slopen van voormalige agrarische bebouwing (VAB) een begin wordt gemaakt met het verbeteren van de leefomgeving. Dit is belangrijk omdat de verwachting is dat in 2030 in Gelderland 6 miljoen vierkante meter agrarische bebouwing leegstaat en het onmogelijk is om dat allemaal te herbestemmen. "Sloop geeft hoop", aldus Meerburg. Sloop zorgt voor een betere leefomgeving voor de inwoners, gaat de verrommeling van het landschap tegen, en zorgt ervoor dat de ondermijnende criminaliteit in de kern wordt aangepakt omdat verkrotting en verloedering geen kans krijgen. Meerburg stelde dat opname van sloop in het Plussenbeleid een eerste stap is naar de transitie voor al het leegstaande zakelijk onroerend goed in Gelderland. Want ook stallen en schuren zijn immers zakelijk onroerend goed, net als kantoren of winkels. Maar voor sloop is geld nodig, veel geld. In totaal wordt in Gelderland geschat dat het bij VAB om zo'n 110 miljoen euro gaat. Door het opnemen van sloop als plus in het Plussenbeleid krijgt de agrarische sector zelf de mogelijkheid om te investeren in nieuwbouw en tegelijkertijd de verloedering op het platteland tegen te gaan. En daarbij helpt iedere euro die door de sector zelf wordt ingebracht. De agrarische sector is in dit opzicht een lichtend voorbeeld voor bijvoorbeeld de kantoren-markt. "De VVD vindt dit beleid een prima ontwikkeling en een goede stap voor Gelderland", besluit Meerburg.
0 Comments
Aanrijdingen
Door de grote aantallen wilde dieren en de grote hoeveelheid verkeersbewegingen vinden er in ons land veel aanrijdingen plaats tussen wilde dieren en auto’s en treinen. VVD Statenlid Anja Prins: “Per jaar worden gemiddeld 6.300 aanrijdingen tussen auto’s en grote dieren geregistreerd. Het geschatte werkelijke aantal aanrijdingen ligt rond de 10.000, omdat niet iedere aanrijding wordt gemeld.” Het gaat hierbij om botsingen met grote hoefdieren zoals reeën, herten en wilde zwijnen. De impact van een botsing is altijd groot: zowel voor mens als dier. Dieren raken in veel gevallen zwaar gewond en per jaar komen gemiddeld twee personen om het leven door een aanrijding met wild. Preventie Jagers spelen een cruciale rol in het voorkomen van aanrijdingen, aanvaringen en daarmee bij het vergroten van de verkeersveiligheid in Nederland. Niet alleen verminderen zij door het beheer van wildpopulaties het aantal botsingen, ook steken zij veel tijd in preventieve maatregelen zoals het inventariseren van hot spots; plekken waar veelvuldig aanrijdingen plaatsvinden. Maatregelen De provincie streeft naar een minimum aantal aanrijdingen door het treffen van een aantal maatregelen: - Borden plaatsen om weggebruikers te attenderen op overstekend (grof)wild met daarbij een adviessnelheid; - Het plaatsen van zwijnverdwijnblokken, in combinatie met verschraling van de berm; - Het verlenen van ontheffing voor afschot van grofwild in gebieden grenzend aan provinciale wegen met veel aanrijdingen; - Het plaatsen van wildkerende rasters in combinatie met faunapassages. De provincie baseert haar maatregelen op de registratie van aanrijdingen en op signalen van wild- en terrein beherende organisaties. Het is daarom belangrijk dat de samenwerking tussen de wegbeheerder en de terrein beherende organisaties (en in het bijzonder de wildbeheereenheden of WBE’s) optimaal wordt georganiseerd. Het is de VVD opgevallen dat het plaatsen van wildspiegels niet bij eerdergenoemde lijst van maatregelen vermeld staat. Wel hebben we ook in Gelderland hebben wij deze wildspiegels hier en daar langs de wegen gezien. VVD Statenlid Bastiaan Meerburg: “Tijdens een werkbezoek aan de Wildbeheereenheid (WBE) Gendringen-Bergh hebben wij echter begrepen dat men in Oost-Gelderland een aantal locaties heeft waar wildspiegels in provinciale bermen volgens de WBE’s een meerwaarde voor de verkeersveiligheid zouden kunnen hebben, maar dat deze (nog) niet geplaatst zijn.” Door het plaatsen van speciale wildreflectoren (wildspiegels, zie foto) kunnen wilde dieren afgeschrikt worden. Hiermee zijn zij in staat om op sommige plaatsen het aantal aanrijdingen met ruim 50% naar beneden te brengen. De wildspiegels hebben een speciale ovaal ronde vorm met blauwe retro reflecterende folie klasse III die het wild moet afschrikken en ervan weerhouden om de weg over te steken. Vanwege de speciale vorm ontstaat er geen gewenning voor het Wild. In Duitsland, Denemarken, Polen en Oostenrijk heeft men hiermee goede ervaringen. Ongevallen met wild zijn daar met 80% gereduceerd. De VVD heeft naar aanleiding van het bovenstaande, de onderstaande schriftelijke vragen aan het Gelderse College van Gedeputeerde Staten gesteld: Vragen 1. Wat is het afwegingskader waarmee de provincie al dan niet overgaat tot het nemen van extra maatregelen, zoals het plaatsen van wildspiegels? 2. Op welke wijze is het voor een wildbeheereenheid mogelijk om contact met de provincie op te nemen als men meent dat de openbare veiligheid in het geding is? 3. Is er voldoende budget beschikbaar om de locaties die door wildbeheereenheden worden aangemerkt als gevaarlijk te voorzien van bijvoorbeeld wildspiegels of andere maatregelen om wildaanrijdingen te voorkomen?
Statenlid Bastiaan Meerburg (VVD) heeft vragen (zie bijlage) gesteld aan het College van Gedeputeerde Staten over de ontwikkeling van het Vijverterrein in Tiel. Al vele jaren is daar een discussie tussen de gemeente Tiel en autodemontagebedrijf Reuvers. De gemeente wilde dit bedrijf verplaatsen, om vervolgens het gebied te ontwikkelen in het kader van het project Fluvia Tiel. Meerburg: "Vanuit de Provinciale Staten volg ik met argusogen de ontwikkelingen in Tiel. We investeren als provincie grote bedragen in het project Fluvia Tiel via de gebiedsgerichte opgave ‘Waalweelde’ en het is voor de ontwikkelingen in het gebied niet goed dat deze kwestie zich nu al zo lang voortsleept.”
Meerburg licht toe: “In 2003 werd een overeenkomst gesloten, waarbij Reuvers aan bouwbedrijf BAM 3 hectare van het Vijverterrein verkocht voor de bouw van woningen. Echter, de gemeente veranderde haar denkrichting en wilde het terrein omvormen tot een zogenaamde klimaatdijk. Gevolg: de BAM kreeg geen vergunning voor het bouwen van deze woningen. Dit leidde tot onenigheid tussen de BAM en Reuvers, en vervolgens ook tussen Reuvers en de gemeente.” De woonwijk die er had moeten komen is er tot nu toe nog steeds niet gekomen, waardoor andere ondernemers in de directe omgeving ook forse schade lijden. Op dit moment lopen er diverse juridische procedures, waarbij door Reuvers ook beslag op het Vijverterrein gelegd is. Onlangs plaatste de gemeente echter een aanbesteding, waarmee men het Vijverterrein wil gaan ophogen. Echter, het blijkt dat de gemeente de diverse belanghebbenden, waaronder Reuvers, niet op de hoogte heeft gebracht van dit voornemen, ondanks zijn beslag op het terrein. Meerburg vindt dit zeer vreemd en is bezorgd: "Ik vraag mij af of de provincie van het besluit tot aanbesteding op de hoogte is geweest en hoe men de juridische en financiële risico's inschat. Daarnaast is het natuurlijk onvoorstelbaar dat deze zaak al zo lang tot vertraging leidt. Ik hoop dat men in Tiel snel het bestuurlijk vermogen toont om dit probleem eindelijk op te lossen, eventueel met hulp van de provincie.” Naar aanleiding van een bericht in de Stentor van 21-08 heb ik schriftelijke vragen aan het College van Gedeputeerde Staten gesteld over een concept-wetsvoorstel waarmee de Provincie Gelderland meer macht zou kunnen krijgen en hiermee het eigendomsrecht van particuliere terreinbeheerders zou kunnen overtreden. Zij kan dan straks bepalen hoeveel recreanten toegang mogen krijgen, op welke locaties, etc. Ik vind het, net zoals de directeur van het Nationaal Park De Hoge Veluwe, onwenselijk dat dit zomaar kan gebeuren. Eigendomsrecht dient in mijn optiek leidend te zijn. Mijn vragen richtten zich erop of de Provincie van deze rechten gebruik zou willen gaan maken en welk afwegingskader wordt gehanteerd. In mijn vragen werd alleen Nationaal Park De Hoge Veluwe genoemd, maar de uitwerking is natuurlijk veel breder, het geldt voor alle particuliere terreinbeheerders. Overigens moet het wetsvoorstel nog door het Parlement worden goedgekeurd. Maar better safe than sorry!
Op 28 juli heeft Bastiaan Meerburg schriftelijke vragen gesteld over de aanleg van ecoduct Maanschoten.
Tijdens de Statenvergadering op 9 juli jl. werd een debatverzoek van de VVD behandeld (zie onderstaande foto) om voor bedrijven duidelijkheid te krijgen over bestaand gebruik in en nabij Natura2000 gebieden Veluwe en Rijntakken. Hierover had woordvoerder Bastiaan Meerburg uitgebreid contact gehad met onder meer VNO-NCW, de Recron, de Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën (FODI) en de vereniging Koninklijke Nederlandse Bouwkeramiek. Al eerder werd op deze site uitgebreid aandacht aan dit dossier besteed, zie het artikel via deze link.
Provincie pro-actief in overleg Meerburg wilde dat een recente notitie van het ministerie van Economische Zaken door de provincie Gelderland zou worden gebruikt als uitgangspunt omdat dit voor een groot aantal bedrijven een oplossing zou kunnen bieden en tevens dat de provincie pro-actief met de ondernemers op zoek zou gaan naar maximale juridische speelruimte in de beheerplannen om zo zekerheid te kunnen geven. Hij had hiervoor samen met de SGP, de PVV, Groep Wullink en 50Plus een motie voorbereid. Juridisch kader is hindermacht In zijn betoog (zie het Debatverzoek) gaf Meerburg aan dat door de vergaande juridisering de relatie tussen ondernemerschap en natuur dreigt te verslechteren: “Niet de natuur, maar het bijbehorende juridisch kader is voor ondernemers een hindermacht van betekenis geworden”. GS in gesprek met ondernemers Gedeputeerde Van Dijk gaf namens het College van Gedeputeerde Staten (GS) aan dat de notitie van het ministerie van Economische Zaken inderdaad door de provincie wordt onderschreven en dat hij samen met de ondernemers op zoek gaat naar de maximale speelruimte. Daarop kon Meerburg de motie intrekken: “Ik ben blij dat GS bereid is om dit te doen en zo meer zekerheid te bieden richting onze Gelderse ondernemers, die zo belangrijk zijn voor de werkgelegenheid.” Onlangs bezocht ik met de commissie Landelijk Gebied, Cultuur & Jeugdzorg de steenfabriek in Gendt. Een mooi bedrijf, waar men op een energiezuinige wijze bakstenen voor de bouw en straatstenen produceert. Problematisch is wel dat Natura2000 gebieden vaak nabij dit soort bedrijven worden gesitueerd en dat zij hierdoor flinke last ondervinden. En deze bedrijven zijn helaas niet de enige. Uit een pas uitgekomen onderzoek van Arcadis blijkt dat er ca. 60.000 Gelderse bedrijven binnen de invloedssfeer van Natura2000-gebieden Veluwe en Rijntakken vallen. Onduidelijk is echter wat dit precies voor hun positie betekent. Wél is duidelijk dat economische ontwikkeling, bedrijfsuitbreiding en aanschaf van nieuwe machines zeer moeizaam verloopt. Uitspraak RvS leidt tot hoge kosten voor bestaand gebruik Met name het bestaande gebruik is een thema wat vol de aandacht van de VVD heeft, mede ingegeven door onder meer VNO-NCW en de Recron. Uit een recente uitspraak van de Raad van State blijkt dat dit bestaande gebruik door bedrijven moet worden verantwoord tot een periode van soms wel 12-14 jaar geleden. Zij moeten aantonen dat een project in die periode (bijv. de uitbreiding van een gebouw) geen negatieve significante schade heeft toegebracht aan de natuur en als dat wel het geval is, alsnog een vergunning volgens de Natuurbeschermingswet (Nb-wet) aanvragen. En deze procedure betekent dat zij hiervoor vele tienduizenden euro’s aan kosten moeten maken en tijdrovende procedures moeten volgen. Geen omgekeerde bewijslast; wel generaal pardon Ik pleit daarom voor een generaal pardon omtrent Natura2000 en de Nb-wet vergunningplicht bij bestaand gebruik. Bedrijven (en ook gemeenten, waterschappen en de provincie zelf) hadden niet kunnen weten dat er ruim tien jaar later wetgeving van kracht zou worden die zou terugkijken naar projecten uit de periode 2000-2010 en dat deze bedrijven hiervoor alsnog forse extra kosten moeten maken. En het is natuurlijk raar dat door de uitspraak van de Raad van State de bewijslast wordt omgekeerd en bedrijven moeten bewijzen dat activiteiten in die periode 2000-2010 geen invloed hebben gehad op de instandhoudingsdoelen van de natuur. De werkelijke natuurschade laat zich achteraf natuurlijk niet meer berekenen, en dat is voor de Raad van State ook niet van belang, want die zal alleen juridisch toetsen. VVD vraagt aandacht voor bestaand gebruik, uitbreiding en nieuwvestiging Ik vind dit echt een onwenselijke situatie. Laten we als politiek gezamenlijk optrekken tegen dit soort ingewikkelde en ongewenste procedures, die ervoor zorgen dat er door bedrijven en andere betrokken partijen veel onnodige kosten moeten worden gemaakt. Daarnaast blijven we als VVD natuurlijk pleiten voor goede mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande bedrijven (die worden hierdoor moderner, waardoor vaak de invloed op de natuur juist afneemt). Ook nieuwvestiging van bedrijven wordt door ons niet vergeten. Bastiaan Meerburg Lid VVD Statenfractie Gelderland Bastiaan Meerburg, de VVD-woordvoerder landbouw en natuur heeft de volgende mondelinge vragen aangekondigd voor behandeling tijdens de commissievergadering Landelijk Gebied, Cultuur & Jeugdzorg van de Gelderse Staten op 14 mei a.s.:
"Al eerder stelde ik namens de VVD-fractie in de Gelderse Staten schriftelijke vragen over de Jonge Landbouwersregeling en het Plattelandsontwikkelings Programma (POP3). Inmiddels zijn er ook diverse debatten in de Tweede Kamer geweest, maar staatssecretaris Dijksma kan de zorgen van de jonge boeren tot nu toe niet wegnemen. Een van de pijnpunten ligt bij de definitie van jonge boer. Onder meer mijn VVD-collega in de Tweede Kamer heeft de staatssecretaris naar de mogelijkheid gevraagd om de definitie van jonge boeren dusdanig te formuleren dat alleen agrarische jongeren na bedrijfsovername voor de regeling in aanmerking komen. Zo wordt voorkomen dat maatschappen zonder bedrijfsovernameproces het zeer beperkte budget van de regeling kunnen claimen. Dijksma zoekt nu op Europees niveau uit wat hierin mogelijk is. Een ander pijnpunt zijn de gelijke selectiecriteria. De Tweede Kamer vraagt Dijksma om bij de provincies te blijven aandringen op een uniforme invulling van de regeling waarbij gebruik wordt gemaakt van gelijke selectiecriteria. Immers, de uitdagingen van jonge boeren na bedrijfsovername zijn gelijkwaardig, dus dienen de selectiecriteria ook gelijk te zijn. Ik wil dan ook graag de volgende vragen aan de gedeputeerde stellen: 1. U gaf destijds in antwoord op mijn Statenvragen aan positief te staan tegenover de Jonge Landbouwersregeling. Kunt u een update geven over de stand van zaken van het overleg tussen de provincies en het ministerie van Economische Zaken op dit punt? 2. Bent u bereid om in IPO-verband namens de provincie Gelderland een voorstel te doen voor de totstandkoming van een Jonge Landbouwersregeling die gebaseerd is op gelijke selectiecriteria voor alle provincies?" Bastiaan Meerburg, VVD-lid van de Provinciale Staten van Gelderland, stelde vorige maand naar aanleiding van de actie ‘Red de buitenrit!’ van de KNHS schriftelijke vragen aan de voorzitter van de Provinciale Staten van Gelderland. Uit de reactie blijkt dat de toekomst van het buitenrijden in Gelderland vooralsnog geen gevaar loopt. “Zover ons bekend speelt dit niet in Gelderland. Er is door ons niet bezuinigd op de recreatietoeslag”, is te lezen in het artikel dat is gepubliceerd op de website Horses.nl.
BRON: http://horses.nl Als liberale fractie zit je bij het lezen van de concept-Omgevingsvisie regelmatig in een spagaat. Wij vinden het goed om zoveel mogelijk zaken qua ruimtelijk beleid te regelen op het bestuursniveau dat het dichtste bij de burgers zit, dus bij de gemeente. De nu voorliggende concept-Omgevingsvisie biedt dankzij het concept co-creatie de ruimte waarvan we destijds bij het provinciaal streekplan alleen maar konden dromen.
De positie van de provincie is in deze concept-Omgevingsvisie sterk veranderd: zij zit niet meer alleen aan het stuur en is alwetend, maar gemeenten krijgen zelf de ruimte om hun eigen ontwikkelingen te kiezen. De meeste gemeenten zijn ongetwijfeld verstandig genoeg om aan economische ontwikkeling een belangrijke positie toe te kennen. Toch brengt het geven van deze ruimte vanuit de provincie aan de gemeenten ook risico's met zich mee. In sommige gevallen kan bijvoorbeeld willekeur optreden. Neem het voorbeeld van de intensieve veehouderijbedrijven. Wie garandeert dat zulke bedrijven met een gelijke uitgangspositie in gemeente X hetzelfde worden behandeld als in gemeente Y? Leiden extra eisen van gemeente X op het vlak van dierenwelzijn, volksgezondheid, milieu of landschappelijke inpassing ertoe dat de agrarisch ondernemer in die gemeente geen goed inkomen meer kan verdienen? Is een intensieve veehouderij nog wel ergens welkom, ofwel hoe voorkomen we NIMBY (Not In My BackYard) gedrag tussen gemeenten? Vanuit de VVD zijn wij niet voor extra regels of sturing vanuit het provinciehuis. Maar aan de andere kant vind ik wel dat er een instrument nodig is dat ondernemers een zekere garantie biedt tegenover bestuurlijke wisselvalligheid. Het kan immers zijn dat bij het veranderen van een coalitie in een gemeenteraad er een forse wijziging van beleid optreedt. Stel dat men in eerste instantie kiest voor de focus dierwelzijn. En dat men 4 jaar later, bij een andere coalitie, een andere afweging maakt en dan volksgezondheid als hoofdthema kiest. De ondernemer moet in zo’n geval voortdurend zijn bedrijfsinvesteringen aan dit soort grillen aanpassen. Voor ondernemers is deze onzekerheid funest en het zal ertoe leiden dat zij verder niet of nauwelijks zullen investeren in hun bedrijf omdat een zwaar beroep wordt gedaan op de economische rentabiliteit. Maar hoe kunnen we dan een ondernemer beschermen tegen dit soort overheidsgrillen? Alleen een creatieve oplossing volstaat hierbij in mijn ogen. Daarom pleit ik voor invoering van het recht op onteigening. Een ondernemer mag niet met handen en voeten gebonden zijn aan zijn bedrijf, maar moet het recht hebben om de onteigening van zijn eigen bedrijf in gang te zetten. Op het moment dat een gemeente of andere overheid volgens de ondernemer onredelijke eisen gaat stellen, waardoor de economische rentabiliteit klip en klaar teniet wordt gedaan, moet een ondernemer de pijp aan Maarten kunnen geven. De overheid heeft beleidsvrijheid, maar moet dan tevens de verantwoordelijkheid nemen om de ondernemer te compenseren indien dit beleid hem of haar onevenredig veel schade berokkent. Voordeel bij onteigening is dat in eerste instantie in der minne moet worden geschikt. Vervolgens kan de gang naar de rechter worden gemaakt, die kijkt of de onteigening op juridisch correcte wijze verloopt. Het is belangrijk om te benadrukken dat er bij onteigening wordt gekeken naar de reële waarde van de onroerende zaken: een ondernemer verdient er ten principale dus niets aan. Echter, het wordt voor hem of haar wel mogelijk om elders, bijv. in een andere gemeente, een bedrijf te kopen zonder al te veel belemmeringen. Tevens zorgt het instrument ervoor dat gemeenten zorgvuldiger zullen omgaan met de belangen van ondernemers, omdat het ze anders geld kost. Het recht op onteigening zou dus een goede check & balance zijn om zwalkend beleid bij gemeenten en andere overheden te voorkomen. Echter, invoering van dit instrument zal waarschijnlijk niet op provinciaal, maar op nationaal niveau moeten worden geregeld. Ik pleit er dan ook voor bij onze VVD Tweede Kamerleden om dit instrument snel in de wet te verankeren. |
Archief
October 2017
Categorie |