Voorzitter,
Ik heb het eerder reeds in een reactie op de e-mail van dhr. Stoltenborg van het Projectbureau Energie Duurzaam aangegeven en die hebben alle commissie- en statenleden ook gekregen: ik ben trots op onze veehouderij. Milieutechnisch gezien behoort zij tot de efficientste ter wereld. Dit betekent dat we per kilogram input (bijv. veevoer) ook de meeste output (kg. vlees of melk) weten te genereren. Met een wereldbevolking die stijgt naar 9-10 miljard en de bijbehorende vraag naar dierlijke producten is dat een groot goed, want zonder die efficientie zou het ruimtebeslag voor veevoerproductie (en dus de effecten op de Braziliaanse cerrado en het regenwoud) nog vele malen groter zijn. We kunnen dus een NIMBY-politiek voeren (Not In My BackYard) en de veehouderij in ons land of provincie laten krimpen, of onze verantwoordelijkheid nemen en doen waar we goed in zijn. Voorzitter, het is niet alleen uit economisch perspectief dat ik in 2011 in de Staten zei: "Liever een kiloknaller uit Lintelo dan uit Argentinië of Brazilië". Maar ook is dit veruit het efficientste en dus voor de duurzaamheid op wereldschaal het beste, hoewel het lokaal voor problemen kan zorgen (bijv. overschotten van mest of landschappelijke inpassing). Daar moeten we aan werken en dat gebeurt (en dat weet ik van zeer nabij) gelukkig ook. De VVD heeft kennis genomen van de statenbrief en de bijlage. We zijn blij dat het College binnen de veehouderij ruimte houdt voor ondernemerschap en dat niet zoals in Brabant de rem wordt aangetrokken. Dat hoeft ook niet, want in onze ogen is in onze provincie sprake van een compleet andere situatie. Bovendien worden ook in het nieuwe GLB hele strakke eisen gesteld aan veehouders en daar hoor ik de andere sprekers tot nu toe weinig over. Wel zijn er een aantal aspecten in de bijlage waarvoor wij expliciet aandacht willen vragen. Allereerst: - De eis rondom grondgebondenheid van de melkveehouderij. De VVD is van mening dat de norm van 50% van ruwvoerproductie op eigen bedrijf of gepachte grond haar doel voorbij schiet. Waar het om gaat is het zogenaamde local for local principe. Indien er contracten worden afgesloten met akkerbouwers of andere veehouders uit de regio, is het wat ons betreft prima. Overigens denken wij dat de markt prima in staat is om afspraken op dit gebied met de veehouders te maken, zoals ook blijkt uit het convenant Weidegang. Wij vragen ons dan ook af of extra provinciale regelgeving op dit punt wenselijk is. - Met betrekking tot volksgezondheid is er nog veel onduidelijkheid. Waar het om draait is voor een belangrijk deel fijnstof en de mate waarin dit in de buurt van veehouderijen neerslaat en mogelijke pathogenen die hieraan verbonden zitten. Hier wordt op dit moment door Wageningen UR, de Universiteit Utrecht en het RIVM uitgebreid onderzoek naar gedaan. Tot de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn is het lastig om effecten voor de volksgezondheid op wetenschappelijke basis te kunnen beoordelen en ook de effecten voor de ruimtelijke inpassing. De VVD is van mening dat er een solide wetenschappelijke basis aan evt. bovenwettelijke eisen ("de plus") moet liggen, en daarom lijkt het meenemen van dit punt op dit moment nog te prematuur. - Een goede landschappelijke inpassing is belangrijk. Maar hoe gaan we om als belangen tussen verschillende 'plussen' conflicteren (en dan neem ik voor het gemak de plus dierwelzijn toch maar even mee). Ik noem hierbij het voorbeeld van de uitloop van biologisch pluimvee, wellicht beter voor welzijn, maar wel meer overlast (broeikasgassen) voor milieu. Voorkomen moet worden dat er tussen gemeenten willekeur ontstaat en de ene ondernemer in gemeente A wel toestemming krijgt voor ontwikkeling, en de andere in gemeente B niet. Of erger, dat bedrijven die op de grens van gemeenten liggen helemaal een probleem kunnen krijgen met een verschillende interpretatie. De VVD zou graag zien dat er een loket komt, waar ondernemers kunnen laten toetsen of een voorstel voldoet aan provinciaal beleid in het geval zij er met de gemeente (of 2 gemeenten) niet uitkomen. Dit betekent echter niet dat alle uitbreidingsplannen door de provinciale ambtenaren bekeken moeten worden, het gaat echt om uitzonderingsgevallen. Is GS bereid om naar de mogelijkheid van een dergelijk loket te kijken? - Wij zijn het niet eens met het voornemen om voor elke bouwperceelvergroting van niet-grondgebonden veehouderij extra eisen te gaan stellen ipv alleen bij de grotere bouwpercelen (1 ha in verwevingsgebieden en 1.5 ha in LOG's) zoals in het oorspronkelijke plan. Waarom is gekozen voor deze wijziging? Kan de gedeputeerde dat aangeven? Wij zouden sowieso graag zien dat per geval wordt gekeken of verdere vergroting van het bouwblok gewenst en mogelijk is.
0 Comments
1. In de antwoorden op mijn vragen (PS2013-861) wordt aangegeven dat de provincie aan het bedrijfsleven (VNO/NCW) heeft aangeboden om zekerheid te bieden aan individuele bedrijven die in onzekerheid verkeren of zij een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor hun huidige activiteiten. Als deze bedrijven de relevante informatie (situatie 2000 en de relevante projecten sindsdien) overleggen, dan beoordeelt de provincie kosteloos of zij een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor de uitgevoerde projecten. Nu ben ik benieuwd of GS bereid is om de vaststelling en de ter inzage legging van het Beheerplan Natura 2000 te willen aanhouden tot deze exercitie is afgerond en de effecten voor alle bedrijven in beeld gebracht zijn?
2. In de antwoorden wordt ook geschreven: "Bedrijven hadden dus in ieder geval vanaf 2005 kunnen weten dat er een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig was voor activiteiten met mogelijk negatieve gevolgen. Vanaf de inwerkingtreding van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (1994) was er reeds een toetsingskader. Het beheerplan is een verdere uitwerking van dit toetsingskader." Is het niet zo dat met bovenstaande passage de provincie als bevoegd gezag laat zien dat er een nieuw toetsingskader is waar oude activiteiten aan getoetst moeten worden? Houdt dit wel stand bij een juridische toets? 3. Men schrijft ook: "Om de onzekerheid rondom de Veluwe en de Rijntakken te verminderen, laten wij nu een onderzoek uitvoeren dat duidelijkheid moet geven voor welke storingsfactoren (geluid, licht, grondwateronttrekking, etc.) binnen welke afstand er mogelijk een effect optreedt. Met behulp van de resultaten van dat onderzoek kunnen bedrijven nagaan of zij mogelijk een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor projecten uit het verleden." GS gaf reeds eerder aan: "De uiteindelijk resterende groep van bedrijfsactiviteiten, waarbij een significant negatief effect niet bij voorbaat kan worden uitgesloten, dient in de visie van GS Gelderland een Nb-vergunning aan te vragen en zal derhalve niet in het kader van het Beheerplan Natura 2000 beoordeeld worden." In mijn ogen levert dit grote problemen en hoge kosten op, bijvoorbeeld ook voor de zand-, grind en kleiwinnende industrie en baksteenfabrieken in de Uiterwaarden. Dergelijke grondstofwinning vindt vaak plaats in combinatie met realisatie van andere ruimtelijke doelen (bijv. natuurontwikkeling). Bij grondstofwinning wordt de bestaande bovenlaag verwijderd en wordt uiteindelijk natte riviernatuur gerealiseerd met een veel grotere biodiversiteit. Voor een groot deel van het brede scala aan bestaande activiteiten in de Gelderse uiterwaarden kan een significant negatief effect op de Natura2000 instandhoudingsdoelstellingen waarschijnlijk wel worden uitgesloten. Voor bedrijfsmatige activiteiten met grotere transportstromen zal dit in de praktijk echter meestal niet goed mogelijk zijn. Dit betekent voor deze bedrijven dat zij alsnog een Nb-vergunning moeten aanvragen om hun bestaande situatie erkend te krijgen met veel noodzakelijk en zeer kostbaar onderzoek. Belangrijk om hierbij vast te stellen is dat het gaat om bedrijven die veelal meer dan 100 jaar in de uiterwaarden gevestigd zijn en dat zij reeds beschikken over milieuvergunningen waarin reeds strenge eisen worden gesteld ten aanzien van emissies, geluidbelasting e.d. Om de onzekerheid voor dit bedrijfsleven te verminderen is het belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt of deze bedrijven voldoen aan de eisen. De provincie lijkt nu de toekomstige onzekerheden die gebiedsaanwijzing en beheerplan met zich meebrengen volledig bij het bedrijfsleven neer te leggen. Is GS bereid om dergelijke bestaande activiteiten, zoals baksteenfabricage en grondstofwinning en verdere ontwikkelingsmogelijkheden daarvan, in het kader van het Beheerplan alsnog te beoordelen en zo de regeldruk en kosten voor deze ondernemingen te beperken? |
Archief
October 2017
Categorie |