Als liberale fractie zit je bij het lezen van de concept-Omgevingsvisie regelmatig in een spagaat. Wij vinden het goed om zoveel mogelijk zaken qua ruimtelijk beleid te regelen op het bestuursniveau dat het dichtste bij de burgers zit, dus bij de gemeente. De nu voorliggende concept-Omgevingsvisie biedt dankzij het concept co-creatie de ruimte waarvan we destijds bij het provinciaal streekplan alleen maar konden dromen.
De positie van de provincie is in deze concept-Omgevingsvisie sterk veranderd: zij zit niet meer alleen aan het stuur en is alwetend, maar gemeenten krijgen zelf de ruimte om hun eigen ontwikkelingen te kiezen. De meeste gemeenten zijn ongetwijfeld verstandig genoeg om aan economische ontwikkeling een belangrijke positie toe te kennen. Toch brengt het geven van deze ruimte vanuit de provincie aan de gemeenten ook risico's met zich mee. In sommige gevallen kan bijvoorbeeld willekeur optreden. Neem het voorbeeld van de intensieve veehouderijbedrijven. Wie garandeert dat zulke bedrijven met een gelijke uitgangspositie in gemeente X hetzelfde worden behandeld als in gemeente Y? Leiden extra eisen van gemeente X op het vlak van dierenwelzijn, volksgezondheid, milieu of landschappelijke inpassing ertoe dat de agrarisch ondernemer in die gemeente geen goed inkomen meer kan verdienen? Is een intensieve veehouderij nog wel ergens welkom, ofwel hoe voorkomen we NIMBY (Not In My BackYard) gedrag tussen gemeenten? Vanuit de VVD zijn wij niet voor extra regels of sturing vanuit het provinciehuis. Maar aan de andere kant vind ik wel dat er een instrument nodig is dat ondernemers een zekere garantie biedt tegenover bestuurlijke wisselvalligheid. Het kan immers zijn dat bij het veranderen van een coalitie in een gemeenteraad er een forse wijziging van beleid optreedt. Stel dat men in eerste instantie kiest voor de focus dierwelzijn. En dat men 4 jaar later, bij een andere coalitie, een andere afweging maakt en dan volksgezondheid als hoofdthema kiest. De ondernemer moet in zo’n geval voortdurend zijn bedrijfsinvesteringen aan dit soort grillen aanpassen. Voor ondernemers is deze onzekerheid funest en het zal ertoe leiden dat zij verder niet of nauwelijks zullen investeren in hun bedrijf omdat een zwaar beroep wordt gedaan op de economische rentabiliteit. Maar hoe kunnen we dan een ondernemer beschermen tegen dit soort overheidsgrillen? Alleen een creatieve oplossing volstaat hierbij in mijn ogen. Daarom pleit ik voor invoering van het recht op onteigening. Een ondernemer mag niet met handen en voeten gebonden zijn aan zijn bedrijf, maar moet het recht hebben om de onteigening van zijn eigen bedrijf in gang te zetten. Op het moment dat een gemeente of andere overheid volgens de ondernemer onredelijke eisen gaat stellen, waardoor de economische rentabiliteit klip en klaar teniet wordt gedaan, moet een ondernemer de pijp aan Maarten kunnen geven. De overheid heeft beleidsvrijheid, maar moet dan tevens de verantwoordelijkheid nemen om de ondernemer te compenseren indien dit beleid hem of haar onevenredig veel schade berokkent. Voordeel bij onteigening is dat in eerste instantie in der minne moet worden geschikt. Vervolgens kan de gang naar de rechter worden gemaakt, die kijkt of de onteigening op juridisch correcte wijze verloopt. Het is belangrijk om te benadrukken dat er bij onteigening wordt gekeken naar de reële waarde van de onroerende zaken: een ondernemer verdient er ten principale dus niets aan. Echter, het wordt voor hem of haar wel mogelijk om elders, bijv. in een andere gemeente, een bedrijf te kopen zonder al te veel belemmeringen. Tevens zorgt het instrument ervoor dat gemeenten zorgvuldiger zullen omgaan met de belangen van ondernemers, omdat het ze anders geld kost. Het recht op onteigening zou dus een goede check & balance zijn om zwalkend beleid bij gemeenten en andere overheden te voorkomen. Echter, invoering van dit instrument zal waarschijnlijk niet op provinciaal, maar op nationaal niveau moeten worden geregeld. Ik pleit er dan ook voor bij onze VVD Tweede Kamerleden om dit instrument snel in de wet te verankeren.
0 Comments
Onlangs bracht Tweede Kamer Landbouwwoordvoerder Helma Lodders een bezoek aan Gelderland. Ik had het genoegen om in haar kielzog mee te mogen naar een aantal inspirerende ontmoetingen met verschillende ondernemers (zie foto links: Helma Lodders in het midden en ondergetekende naast haar, luisteren aandachtig. Bron: walther.siksma.nl). We begonnen in Ede, waar door de plaatselijke VVD-afdeling een ondernemerslunch was georganiseerd. Daar benadrukte wethouder Van Milligen het belang van het World Food Center voor de hele regio. Helma gaf vervolgens een korte inleiding over het belang van de Nederlandse food- en agrisector voor de economie en aan tafel werd hier goed over doorgediscussieerd. Nederland stelt in verhouding hoge eisen Vervolgens gingen we richting Terschuur, waar we op de Zonne-Ei Farm werden opgewacht door een aantal pluimveehouders. Bij dit bezoek sloot ook Europees Parlementskandidaat en varkenshouder Wyno Zwanenburg aan. Tijdens dit bezoek werden wij nog eens gewezen op het falende verplaatsingsbeleid van de provincie voor agrarische bedrijven: het failliet van de landbouwontwikkelingsgebieden (de LOG's) werd uitgebreid besproken. Ook andere onderwerpen (o.a. de hoge eisen die wij in Nederland stellen m.b.t. dierlijke productie ten opzichte van andere landen in de EU) kwamen aan bod. Aandacht voor werkgelegenheid en bereikbaarheid Aansluitend gingen wij naar Putten, waar wij samen met kandidaten van VVD-afdeling Putten een bezoek brachten aan pluimveeverwerkingsbedrijf Storteboom BV (onderdeel van de 2 Sisters Food Group). Ook VVD-Tweede Kamerlid Remco Dijkstra (de woordvoerder Milieu) was hierbij aanwezig. Een prachtig bedrijf, dat zorgt voor veel lokale werkgelegenheid. Na een bezoek aan Trouw Nutrition (onderdeel van Nutreco, waar productie van pre-mixen voor veevoer plaatsvindt) waar het belang van goede bereikbaarheid nog maar eens werd benadrukt, konden we samen met de lokale fractie in Putten terugkijken op een geslaagde campagnedag in 't Gelderse. Bastiaan Meerburg, Lid Provinciale Staten Gelderland (woordvoerder Landbouw & Natuur) Het is nog uiterst onzeker dat er windmolens komen in de Wageningse uiterwaarden en het havengebied. Volgens een concept-nota van de provincie Gelderland staan de windmolens in een 'nee, tenzij'-gebied. Deze tenzij houdt in dat er onderzoek moet worden gedaan naar de schadelijke effecten op de natuur.
Niet te ver voor de muziek uitlopen... Op dit moment wordt zulk onderzoek door Bureau Waardenburg uitgevoerd in opdracht van de Stichting Windenergie Wageningen. Echter, Provinciale Staten van Gelderland moeten nog over de inhoud van deze concept-nota beslissen. Dit blijkt uit antwoorden op mondelinge vragen die het Wageningse VVD-Statenlid Bastiaan Meerburg (zie foto) op 5 februari gesteld heeft aan Gedeputeerde Staten. Meerburg: "Het effect op de natuur wordt dus nu al onderzocht. Ik vind dat al flink voor de muziek wordt uitgelopen, want voor mij is het allerminst zeker dat de status van "nee, tenzij-gebied" zo blijft. Het draagvlak bij zowel de omwonenden als de lokale politiek is flinterdun. Politieke partijen in Provinciale Staten kunnen de status in de nota zo aanpassen naar een definitief 'nee'. En dan heb ik het nog niet eens over de mogelijke schadelijke effecten die Bureau Waardenburg op de natuur kan gaan rapporteren. Dit kon wel eens uitdraaien op een forse politieke nederlaag voor de voorstanders". VVD stelt aanvullende vragen Meerburg heeft naar aanleiding van de antwoorden van Gedeputeerde Staten op zijn mondelinge vragen op 17 februari aanvullende schriftelijke vragen gesteld. Meerburg: "Mij bereikten signalen dat niet alleen de locatie havengebied/uiterwaarden, maar ook andere locaties in Wageningen bij dit onderzoek door Bureau Waardenburg betrokken worden. Dit tegen de uitdrukkelijke wens van de Wageningse gemeenteraad in. En verder vind ik het vreemd dat de Stichting Windenergie Wageningen voor dit onderzoek mogelijk subsidie krijgt van gemeente en provincie. Het gaat immers om een privaat initiatief. De gemeente of provincie subsidieert toch ook de aanvraag voor een omgevingsvergunning van een bedrijf niet, waarom dit dan wel? Ik wil nu echt het naadje van de kous weten!" Inleiding
Op 5 februari 2014 werd in de commissie Landelijk Gebied, Cultuur en Jeugdzorg door ondergetekende een rondvraag gesteld over mogelijke plaatsing van windmolens in het havengebied/de uiterwaarden in Wageningen. Gedeputeerde Traag gaf namens het College van GS antwoord en in dit antwoord werd genoemd dat de provincie en de gemeente Wageningen de aanvraag van Stichting Windenergie Wageningen steunen en er onderzoek plaatsvindt naar de mogelijkheden van plaatsing van windmolens binnen het nee, tenzij-gebied (volgens de nog vast te stellen Omgevingsvisie). Dit onderzoek wordt uitgevoerd door Bureau Waardenburg. Hierover wil ik graag de volgende aanvullende vragen stellen: Vragen 1. Waar bestaat de steun uit? Gaat het hier enkel om morele steun of worden er ook financiële middelen vanuit de provincie, de gemeente Wageningen of andere publieke instanties verstrekt om eerdergenoemd onderzoek uit te voeren? Hoe hoog is de bijdrage van iedere donor en wat is het totaalbedrag van het onderzoek? Wanneer is het onderzoek gestart en per wanneer wordt het (vermoedelijk) beëindigd? 2. De gedeputeerde gaf in haar beantwoording aan dat Stichting Windenergie Wageningen opdrachtgever van het onderzoek is. Echter, indien het onderzoek wordt medegefinancierd door (semi-)publieke instanties (provincie, gemeente Wageningen, anderen), betreft de onderzoeksopdracht aan bureau Waardenburg alleen de locatie nabij het Havenkanaal of zijn ook andere locaties binnen de gemeente Wageningen onderwerp van onderzoek? Zo ja, om welke locaties gaat dit? 3. Indien de provincie of gemeente Wageningen meebetaalt aan het onderzoek dat door Bureau Waardenburg wordt uitgevoerd, hoe is dit te rijmen met het feit dat het gaat om plaatsing in een gebied waarvan de status tot het passeren van de Omgevingsvisie in Provinciale Staten (PS) nog onzeker is? Wordt met het uitvoeren van het onderzoek niet een voorschot genomen op de behandeling hiervan door PS? Waarom is het überhaupt nodig dat overheden een dergelijk onderzoek meefinancieren, aangezien het hier primair om een privaat belang gaat? Met vriendelijke groet, Bastiaan Meerburg, Lid Provinciale Staten van Gelderland (VVD) ARNHEM/WAGENINGEN: Het is nog uiterst onzeker dat er windmolens komen in de Wageningse uiterwaarden en het havengebied. Volgens een concept-nota van de provincie Gelderland staan de windmolens in een 'nee, tenzij'-gebied. Deze tenzij houdt in dat er onderzoek moet worden gedaan naar de schadelijke effecten op de natuur. Op dit moment wordt zulk onderzoek door Bureau Waardenburg uitgevoerd in opdracht van de Stichting Windenergie Wageningen. Echter, Provinciale Staten van Gelderland moeten nog over de inhoud van deze concept-nota beslissen. Dit blijkt uit antwoorden op mondelinge vragen die het Wageningse VVD-Statenlid Bastiaan Meerburg op 5 februari gesteld heeft aan het College van Gedeputeerde Staten. Meerburg: "Het effect op de natuur wordt dus nu al onderzocht. Ik vind dat al flink voor de muziek wordt uitgelopen, want voor mij is het allerminst zeker dat de status van "nee, tenzij-gebied" zo blijft. Het draagvlak bij zowel de omwonenden als de lokale politiek is flinterdun. Politieke partijen in de Staten kunnen de status in de nota zo aanpassen naar een definitief 'nee'. En dan heb ik het nog niet eens over de mogelijke schadelijke effecten op de natuur die Bureau Waardenburg kan gaan rapporteren. Dit kon wel eens uitdraaien op een forse politieke nederlaag voor de voorstanders, in het bijzonder voor GroenLinks Wageningen". Voorzitter,
Ik heb het eerder reeds in een reactie op de e-mail van dhr. Stoltenborg van het Projectbureau Energie Duurzaam aangegeven en die hebben alle commissie- en statenleden ook gekregen: ik ben trots op onze veehouderij. Milieutechnisch gezien behoort zij tot de efficientste ter wereld. Dit betekent dat we per kilogram input (bijv. veevoer) ook de meeste output (kg. vlees of melk) weten te genereren. Met een wereldbevolking die stijgt naar 9-10 miljard en de bijbehorende vraag naar dierlijke producten is dat een groot goed, want zonder die efficientie zou het ruimtebeslag voor veevoerproductie (en dus de effecten op de Braziliaanse cerrado en het regenwoud) nog vele malen groter zijn. We kunnen dus een NIMBY-politiek voeren (Not In My BackYard) en de veehouderij in ons land of provincie laten krimpen, of onze verantwoordelijkheid nemen en doen waar we goed in zijn. Voorzitter, het is niet alleen uit economisch perspectief dat ik in 2011 in de Staten zei: "Liever een kiloknaller uit Lintelo dan uit Argentinië of Brazilië". Maar ook is dit veruit het efficientste en dus voor de duurzaamheid op wereldschaal het beste, hoewel het lokaal voor problemen kan zorgen (bijv. overschotten van mest of landschappelijke inpassing). Daar moeten we aan werken en dat gebeurt (en dat weet ik van zeer nabij) gelukkig ook. De VVD heeft kennis genomen van de statenbrief en de bijlage. We zijn blij dat het College binnen de veehouderij ruimte houdt voor ondernemerschap en dat niet zoals in Brabant de rem wordt aangetrokken. Dat hoeft ook niet, want in onze ogen is in onze provincie sprake van een compleet andere situatie. Bovendien worden ook in het nieuwe GLB hele strakke eisen gesteld aan veehouders en daar hoor ik de andere sprekers tot nu toe weinig over. Wel zijn er een aantal aspecten in de bijlage waarvoor wij expliciet aandacht willen vragen. Allereerst: - De eis rondom grondgebondenheid van de melkveehouderij. De VVD is van mening dat de norm van 50% van ruwvoerproductie op eigen bedrijf of gepachte grond haar doel voorbij schiet. Waar het om gaat is het zogenaamde local for local principe. Indien er contracten worden afgesloten met akkerbouwers of andere veehouders uit de regio, is het wat ons betreft prima. Overigens denken wij dat de markt prima in staat is om afspraken op dit gebied met de veehouders te maken, zoals ook blijkt uit het convenant Weidegang. Wij vragen ons dan ook af of extra provinciale regelgeving op dit punt wenselijk is. - Met betrekking tot volksgezondheid is er nog veel onduidelijkheid. Waar het om draait is voor een belangrijk deel fijnstof en de mate waarin dit in de buurt van veehouderijen neerslaat en mogelijke pathogenen die hieraan verbonden zitten. Hier wordt op dit moment door Wageningen UR, de Universiteit Utrecht en het RIVM uitgebreid onderzoek naar gedaan. Tot de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn is het lastig om effecten voor de volksgezondheid op wetenschappelijke basis te kunnen beoordelen en ook de effecten voor de ruimtelijke inpassing. De VVD is van mening dat er een solide wetenschappelijke basis aan evt. bovenwettelijke eisen ("de plus") moet liggen, en daarom lijkt het meenemen van dit punt op dit moment nog te prematuur. - Een goede landschappelijke inpassing is belangrijk. Maar hoe gaan we om als belangen tussen verschillende 'plussen' conflicteren (en dan neem ik voor het gemak de plus dierwelzijn toch maar even mee). Ik noem hierbij het voorbeeld van de uitloop van biologisch pluimvee, wellicht beter voor welzijn, maar wel meer overlast (broeikasgassen) voor milieu. Voorkomen moet worden dat er tussen gemeenten willekeur ontstaat en de ene ondernemer in gemeente A wel toestemming krijgt voor ontwikkeling, en de andere in gemeente B niet. Of erger, dat bedrijven die op de grens van gemeenten liggen helemaal een probleem kunnen krijgen met een verschillende interpretatie. De VVD zou graag zien dat er een loket komt, waar ondernemers kunnen laten toetsen of een voorstel voldoet aan provinciaal beleid in het geval zij er met de gemeente (of 2 gemeenten) niet uitkomen. Dit betekent echter niet dat alle uitbreidingsplannen door de provinciale ambtenaren bekeken moeten worden, het gaat echt om uitzonderingsgevallen. Is GS bereid om naar de mogelijkheid van een dergelijk loket te kijken? - Wij zijn het niet eens met het voornemen om voor elke bouwperceelvergroting van niet-grondgebonden veehouderij extra eisen te gaan stellen ipv alleen bij de grotere bouwpercelen (1 ha in verwevingsgebieden en 1.5 ha in LOG's) zoals in het oorspronkelijke plan. Waarom is gekozen voor deze wijziging? Kan de gedeputeerde dat aangeven? Wij zouden sowieso graag zien dat per geval wordt gekeken of verdere vergroting van het bouwblok gewenst en mogelijk is. 1. In de antwoorden op mijn vragen (PS2013-861) wordt aangegeven dat de provincie aan het bedrijfsleven (VNO/NCW) heeft aangeboden om zekerheid te bieden aan individuele bedrijven die in onzekerheid verkeren of zij een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor hun huidige activiteiten. Als deze bedrijven de relevante informatie (situatie 2000 en de relevante projecten sindsdien) overleggen, dan beoordeelt de provincie kosteloos of zij een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor de uitgevoerde projecten. Nu ben ik benieuwd of GS bereid is om de vaststelling en de ter inzage legging van het Beheerplan Natura 2000 te willen aanhouden tot deze exercitie is afgerond en de effecten voor alle bedrijven in beeld gebracht zijn?
2. In de antwoorden wordt ook geschreven: "Bedrijven hadden dus in ieder geval vanaf 2005 kunnen weten dat er een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig was voor activiteiten met mogelijk negatieve gevolgen. Vanaf de inwerkingtreding van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn (1994) was er reeds een toetsingskader. Het beheerplan is een verdere uitwerking van dit toetsingskader." Is het niet zo dat met bovenstaande passage de provincie als bevoegd gezag laat zien dat er een nieuw toetsingskader is waar oude activiteiten aan getoetst moeten worden? Houdt dit wel stand bij een juridische toets? 3. Men schrijft ook: "Om de onzekerheid rondom de Veluwe en de Rijntakken te verminderen, laten wij nu een onderzoek uitvoeren dat duidelijkheid moet geven voor welke storingsfactoren (geluid, licht, grondwateronttrekking, etc.) binnen welke afstand er mogelijk een effect optreedt. Met behulp van de resultaten van dat onderzoek kunnen bedrijven nagaan of zij mogelijk een Natuurbeschermingswet-vergunning nodig hebben voor projecten uit het verleden." GS gaf reeds eerder aan: "De uiteindelijk resterende groep van bedrijfsactiviteiten, waarbij een significant negatief effect niet bij voorbaat kan worden uitgesloten, dient in de visie van GS Gelderland een Nb-vergunning aan te vragen en zal derhalve niet in het kader van het Beheerplan Natura 2000 beoordeeld worden." In mijn ogen levert dit grote problemen en hoge kosten op, bijvoorbeeld ook voor de zand-, grind en kleiwinnende industrie en baksteenfabrieken in de Uiterwaarden. Dergelijke grondstofwinning vindt vaak plaats in combinatie met realisatie van andere ruimtelijke doelen (bijv. natuurontwikkeling). Bij grondstofwinning wordt de bestaande bovenlaag verwijderd en wordt uiteindelijk natte riviernatuur gerealiseerd met een veel grotere biodiversiteit. Voor een groot deel van het brede scala aan bestaande activiteiten in de Gelderse uiterwaarden kan een significant negatief effect op de Natura2000 instandhoudingsdoelstellingen waarschijnlijk wel worden uitgesloten. Voor bedrijfsmatige activiteiten met grotere transportstromen zal dit in de praktijk echter meestal niet goed mogelijk zijn. Dit betekent voor deze bedrijven dat zij alsnog een Nb-vergunning moeten aanvragen om hun bestaande situatie erkend te krijgen met veel noodzakelijk en zeer kostbaar onderzoek. Belangrijk om hierbij vast te stellen is dat het gaat om bedrijven die veelal meer dan 100 jaar in de uiterwaarden gevestigd zijn en dat zij reeds beschikken over milieuvergunningen waarin reeds strenge eisen worden gesteld ten aanzien van emissies, geluidbelasting e.d. Om de onzekerheid voor dit bedrijfsleven te verminderen is het belangrijk dat er op korte termijn duidelijkheid komt of deze bedrijven voldoen aan de eisen. De provincie lijkt nu de toekomstige onzekerheden die gebiedsaanwijzing en beheerplan met zich meebrengen volledig bij het bedrijfsleven neer te leggen. Is GS bereid om dergelijke bestaande activiteiten, zoals baksteenfabricage en grondstofwinning en verdere ontwikkelingsmogelijkheden daarvan, in het kader van het Beheerplan alsnog te beoordelen en zo de regeldruk en kosten voor deze ondernemingen te beperken?
|
Archief
October 2017
Categorie |